Een groeiende industrie
“Visserij is de levensader van onze natie, het is ons aangeboren. Vanaf de grond waarop we leven tot aan de zee om ons heen, het blijft een essentieel onderdeel van ons bestaan. Visserij, ons land en ons volk zijn één en moeten onafscheidelijk blijven.” Deze inscriptie is te vinden op het gebouw van de visconservenfabriek op Felivaru (Lhaviyani-Atill), die in 1977 werd gebouwd. Dit is een reactie op de boycot van de Sri Lankaanse regering tegen de export van hikki mas (vezelachtige gedroogde vis). De regering van de Malediven onder leiding van Ibrahim Naseer moest een nieuwe manier van visverwerking introduceren.
De tonijnproductie op de Malediven is nu wereldwijd bekend. De circa 55 ton tonijn die dagelijks wordt gebotteld, gaat grotendeels naar de Europese markt. In 1988 bedroeg de export van ingeblikte vis maar liefst 2.740 ton. Er is nog een conservenfabriek in het zuiden van het land. De productie komt echter nog niet in de buurt van die van Felivarus. De tonijn moet zo snel mogelijk worden verwerkt nadat de vissers ze 's avonds naar de fabrieken hebben gebracht. Het eiland is bezaaid met koelhuizen, werkplaatsen, kantines en huisvesting voor de circa 500 medewerkers, zodat niets een snelle afhandeling in de weg staat. Omdat er op de Malediven niet met netten wordt gevist, kun je er zeker van zijn dat je pure tonijn in blik vindt. Soms spreekt men in verband met de Maldivische visserij-industrie over barnsteen (ook ambergrijs), dat zeer waardevol en zeldzaam is. Amber is een stofwisselingsproduct uit de darmen van potvissen en wordt net als muskus gebruikt in de parfumindustrie. Er zijn nu synthetische vervangers, maar het origineel is nog steeds erg populair. Dit nogal lelijke en stinkende product drijft soms op het water of ligt op het strand. Wie een stuk vindt, mag zich gelukkig prijzen: volgens geruchten werd er ooit ruim 1 miljoen rufiya betaald voor een blok barnsteen van 90 kg.